Over de kerkdienst

De rituelen en andere onderdelen van een kerkdienst in De Ark

1. De paaskaars

Voordat de eerste kerkgangers komen, heeft de koster de paaskaars aangestoken. Die kaars herinnert aan de opstanding van Jezus Christus. Het vlammetje van de liefde draagt ons door heel het leven en ook door de dood heen. Soms komen mensen naar voren om, voordat de kerkdienst begint, een klein lichtje aan te steken aan de paaskaars. Meestal denken ze dan aan iemand die het moeilijk heeft, een zieke, of aan iemand die gestorven is.

2. Stil worden

Voordat de kerkdienst gaat beginnen, wordt het rustig: op het scherm staat dat de dienst over enkele minuten gaat beginnen. We gaan zachter praten of we worden helemaal stil. Want een kerkdienst is bedoeld als een ontmoeting met God. Daarvoor moet je even ophouden met je eigen drukte.

3. Welkom

Om tien uur komen de voorganger en een aantal leden van de kerkenraad binnen: een ouderling, een diaken en een kerkrentmeester. De ouderling die voor deze zondag op het rooster staat, spreekt een welkomstwoord uit. Zij of hij vertelt wie de voorganger is en wie voor de muziek zorgt.

4. Bloemengroet

Voorin de kerk staat een boeket bloemen. Die zijn bestemd om als groet van ons allemaal gebracht te worden bij iemand die wel even wat extra aandacht kan gebruiken. De ouderling noemt de naam van degene die de bloemen gaat krijgen. ‘Wie de bloemen daarheen wil brengen, kan zich na de dienst bij mij melden’, zegt zij of hij erbij: zo wordt er iemand vrijwillig ingeschakeld om onze groeten bij iemand te brengen.

5. Stilstaan bij iemand die gestorven is

Als er een lid van de gemeente gestorven is, vraagt de ouderling ons om allemaal op te staan. Dan wordt de naam van de dode plechtig voorgelezen. Er wordt kort verteld wie het was. Meestal staat er dan een foto van de gestorven persoon op het scherm. Er ligt een witte roos bij de paaskaars als teken van respect voor de gestorvene.

6. De voorganger krijgt ‘toestemming’

Als de ouderling klaar is met de mededelingen, komt de voorganger naar voren. De ouderling geeft aan de voorganger een teken dat de voorganger nu de dienst verder mag leiden. In De Ark doen we dat door met de hand op het hart een heel klein buiginkje te maken, alsof je zegt: alsjeblieft, jij mag! Want de hele gemeente is ‘eigenaar’ van de dienst en de kerkenraad is er verantwoordelijk voor. De voorganger krijgt dus aan het begin een ‘go’ van de kerkenraad en levert aan het einde de leiding weer in, weer met hetzelfde gebaar.

7. Intochtslied

Het eerste lied wordt ‘intochtslied’ genoemd: dat klopt eigenlijk niet, want het betekent dat de kerkenraad met de voorganger tijdens dit lied de kerk binnenkomen. Bij ons is het gewoon het eerste lied. We zingen het staande, het is als het ware de eerste ontlading van energie waarmee we de kerkdienst beginnen. Een goeie binnenkomer.

8. Bemoediging en groet

De voorganger zegt meestal ongeveer deze woorden als openingsformule van de dienst:

Onze hulp is in de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Die trouw zal blijven tot in eeuwigheid
en nooit loslaat wat Zijn hand eenmaal is begonnen.

Genade zij u en vrede,
van God onze Vader
en van Jezus Christus onze Heer
door de Heilige Geest.

De eerste zin komt uit psalm 124. Het betekent: Je hoeft het niet alleen te doen. Wij hoeven er geen geslaagd optreden van te maken. De voorganger hoeft geen ster te zijn. We zijn samen open voor God.
De groet ‘Genade zij u…’ komt ook uit de Bijbel: zo beginnen ook de meeste brieven van de apostelen die in het Nieuwe Testament staan.

Als antwoord op die begroeting zingen we een lofprijzing. Soms is dat een lied, soms is het een heel oude tekst, het Klein Gloria:

Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Als in den beginne, nu en immer en van eeuwigheid tot eeuwigheid, amen.

9. Gebed om Gods ontferming

Nu is de dienst echt begonnen, we gaan allemaal zitten. Soms zegt de voorganger iets over het thema van de dienst. Maar in ieder geval volgt nu een gebed. In dat ‘gebed om ontferming’ zeggen we eigenlijk tegen God: Kijk ons hier nou! We geven toe dat we geen ideale mensen zijn, dat goed en kwaad door elkaar lopen in ons leven en in onze wereld. We vragen God om geduld en vergeving – niet alleen voor onszelf, want we bidden dit gebed als het ware namens alles wat leeft, heel de wereld. Na dit gebed hoeven we niet meer net te doen alsof er met ons niks mis is: we zijn eerlijk voor God. Dat geeft ruimte voor groei in de goede richting.

10. Gesprek met de kinderen

Voordat de kinderen (4-12jr) naar hun eigen kinderkerk gaan, komen ze naar voren. Er is een klein gesprek met de voorganger of met iemand van het kinderkerkteam. Vaak gaat dat over het thema van de kerkdienst, en het geeft alvast een beetje stof tot nadenken voor ons allemaal. Als de kinderen dan naar hun eigen zaal gaan, krijgen ze een lantaarn mee met een lichtje dat bij de Paaskaars hoort: het licht van Christus gaat met hen mee, en met dat licht blijft de kinderkerk deel van de kerkdienst.

11. Gebed om de Geest van God

Meestal zijn de kinderen er nog bij als we bidden om de Geest van God: voordat we verhalen uit de Bijbel gaan beluisteren, openen we ons binnenste voor het ‘woord van God’. Onze eigen geest maalt vaak in kringetjes rond. We bidden dat er ruimte komt voor nieuwe gedachten waarmee God ons inspireert. Door zo te bidden zetten we als het ware de ramen van onze ziel wijd open voor wat er komen gaat.

12. Lezing uit de Bijbel

Nu worden er één of twee stukken uit de Bijbel voorgelezen. Er ligt een extra grote Bijbel precies midden voorin de kerk, als teken dat dit een heel belangrijk boek voor ons is. De lezing gebeurt door een lector: iemand uit de gemeente die geoefend heeft in het voorlezen. De lector laat zien dat de Bijbel niet het boek van de voorganger is, maar het boek van ons allemaal. Vaak lezen we stukken volgens een rooster dat in veel kerken wordt gebruikt, zodat het op heel veel plaatsen tegelijk over hetzelfde gaat – dat is een teken van verbondenheid over allerlei grenzen heen.

13. Prediking

De Bijbel ligt in het midden, maar de preekstoel (de lessenaar voor de preek) staat opzij. Dat is een teken dat de woorden van de Bijbel ‘heiliger’ zijn dan de woorden van de voorganger. Maar het is wel heel belangrijk dat de voorganger probeert om de Bijbelwoorden en ons eigen leven heel dicht bij elkaar te brengen. Zodat het ons aan het denken zet. Of liever nog, dat het ons hart raakt, dat we voelen dat het iets met ons gaat doen. Dat is natuurlijk per persoon heel verschillend: soms zegt de een: Dat was helemaal voor mij bedoeld, terwijl de ander zegt: Ik vond er niet veel aan. Prediken is als zaaien met woorden: de voorganger kan strooien, maar hij of zij kan niet regelen dat het in goede aarde valt.

14. Meditatief moment

Na de prediking is er een moment van rust, meestal met muziek. Dat is om de woorden van de preek te laten bezinken. Je hoeft tijdens dat moment niets te doen: je hoeft niet koortsachtig na te denken. Het is meditatie: stil zijn en gewoon laten gebeuren wat er gebeurt.

15. Het voorbedenboek

Terwijl we na de meditatie een lied zingen, brengt de dienstdoende diaken plechtig het voorbedenboek naar voren. Daarin kan iedereen die dat wil, opschrijven dat er voor iemand of iets gebed wordt gevraagd. Door het boek voor iedereen zichtbaar naar voren te dragen, laat de diaken zien dat de voorganger de voorbeden niet zelf verzint: het zijn de gebeden van ons allemaal. Daarom is het jammer dat er soms helemaal niets in het boek staat, want dan moet de voorganger alsnog zelf bepalen voor wat en wie er gebeden wordt.

16. Gebeden

De voorganger spreekt eerst een dankgebed uit dat aansluit bij de prediking, en dan komen de voorbeden uit het voorbedenboek. Daarna is er een stilte waarin iedereen innerlijk namen kan noemen of zorgen aan God kan opdragen.

17. Klokluiden bij het Onze Vader

Na de gebedsstilte spreken (of zingen) we samen het gebed dat Jezus aan zijn leerlingen heeft nagelaten: het Onze Vader. Tijdens dit gebed luiden we de kerkklok. Dat is een uitnodiging aan de mensen buiten, om mee te bidden als ze dat willen. Eens in de paar jaar wordt dit in een brief aan de omwonenden uitgelegd.

18. Inzameling van de gaven

Bij de voorbeden hoort de collecte: als we God vragen om zich te bekommeren om de noden van onze medemensen, laten we zien dat we er ook zelf iets om geven. Er zijn drie collecten: de eerste voor een ‘goed doel’ of voor nood, meestal buiten onze eigen gemeenschap; de tweede voor het financieren van onze eigen kerkgemeenschap, en de derde voor onkosten die we maken om het kerkelijk leven te laten doorgaan. Op dit moment laten we (nog) geen collectezakken rondgaan, maar de oproep om te geven blijft wel plaatsvinden direct na de gebeden.

19. Zegen

De kerkdienst wordt afgesloten met een zegen. De voorganger spreekt met geheven handen een zegenspreuk uit. Meestal is dat een spreuk die uit de Bijbel stamt. De meest gebruikte in De Ark is deze:

               De genade van onze Heer Jezus Christus
               en de liefde van God de Vader

               En de bezielende kracht van de Heilige Geest zij met u allen.

We ontvangen deze zegen staande en beantwoorden die met een gezongen ‘Amen’.

20. Weggaan

De kerkenraad en voorganger verlaten als eersten de kerkzaal. Bij de uitgang staan de voorganger en de ouderling om de mensen bij het weggaan te begroeten. Heel veel mensen zeggen dan ‘Goede zondag’. Soms komen mensen dan nog met mededelingen over ziekte, komende onderzoeken of operaties, of met vragen – de ouderling en de voorganger zorgen dan dat daar iets mee gebeurt in de komende week.

Reacties zijn gesloten.











 

Nieuwsbrief Ark op koers



  • Snel contact:

    06 - 383 041 09


    E-mail: ds@dearkonline.nl

  •  
  • Kerkdiensten:

    Elke zondag 10:00 uur


    Adres: Olijfgaarde 12 Hendrik Ido Ambacht

  •  
  • Collectebonnen:

    Bestel collectebonnen

  •  
  • Volg De Ark op:

     


  •