Liefde, het nu, de neus en de eeuwigheid
Het Hooglied, de bundel liefdesgedichten in de Bijbel, spreekt voortdurend de zintuigen aan. Het is vol landschap en natuur, bloesem en vruchten. Het doet telkens ook een beroep op de tastzin: hoe iets voelt, bijvoorbeeld als je met je hand door een berg graankorrels gaat (‘je buik is als een hoopje graan’). En je vindt er dichtregels vol geuren: nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, wierook en balsemhars. Het zijn beelden van verrukking in de liefde tussen twee minnaars, maar de opsomming is ook vol liefde voor alles wat weldadig is. Want liefde, als ze er eenmaal is, loopt over in alle dingen. Wie vol liefde voor een ander is, gaat ook houden van duizend kleine dingen.
Bijzondere geuren zetten de tijd stil. Dat is één van de manieren waarop ze rustgevend kunnen zijn. Als je een lekkere geur laat binnenkomen, word je uit de vaart van je eigen handelen gehaald en uit de route van je eigen gedachten. Een geur kan je zómaar terugbrengen naar een plek, een herinnering, een gevoel. In het voorzichtig binnenhalen van een luchtje (niet snuiven maar heel licht door je neus inademen) kun je helemaal opgaan. Zo helpt geur je om in het nu te zijn. Niet voor niets worden bij meditatie en bij tempelceremonies (ook in de Bijbel) welriekende geuren gebruikt.
In een van zijn brieven in het Nieuwe Testament zegt Paulus dat de volgelingen van Jezus wierook zijn die de levenwekkende geur van Christus verspreidt: geen drukte en gedoe, maar een weldadige aanwezigheid in het hier en nu. Dat het gewoon goed is zo. Dat zouden we ons als christelijke gemeenschap weer eens te binnen moeten brengen: niet met ijver en overtuigingen zegenen we de wereld, maar met de ervaring dat je er gewoon bent, dat je er mag zijn. De 5e-eeuwse theoloog Augustinus citeert die woorden uit de Bijbel in de slotregels van zijn kloosterreglement. Niet dat we van alles willen en vinden, maar dat we elkaar helpen om op een weldadige en liefdevolle manier in het nu te zijn, dát is de zin van een geloofsgemeenschap.
‘In het nu zijn’, dat staat tegenover gejaagdheid, stress, geleefd worden door je agenda of je deadlines, zorgen over morgen of wrok over gisteren. De liefde (de grote liefde of gewoon een lekker luchtje) haalt je binnen in het nu, weg uit het jagen van de tijd. Je zou het nu kunnen zien als de enige manier waarop de eeuwigheid zich manifesteert in de tijd. Het beroemde lied over de liefde van Paulus (1 Korintiërs 13) zegt dat uiteindelijk alleen geloof, hoop en liefde ertoe doen, ‘en de grootste van deze drie is de liefde’ – want liefde verbindt ons met de eeuwigheid.
Tussen het schrijven van deze woorden door zit ik te snuffelen aan een stengel kalmoes, één van de ingrediënten van Hooglied 4 vers 14 (en ook één van de ingrediënten van Beerenburg). Daarvoor ben ik naar de Krimpenerwaard gereden, omdat ik daar plekken wist waar het groeit in de slootkant. Veertig jaar geleden vond ik het daar ook, als tiener die meedeed aan planten-inventarisaties. Het heeft een geur die ik niet kan beschrijven maar die op de een of andere manier niet vol is – ik neem telkens een volgend snufje omdat het ruikt alsof het nét niet af is. Maar wel tijdloos. De ik van destijds en de ik van nu vallen even helemaal samen, ook al zijn alle cellen van mijn lijf in de tussentijd al meerdere keren vervangen. Wat gebleven is, is dat luchtje. En de liefde waarmee ik het begroet.
1 augustus 2020, Piet van Veldhuizen
Gerelateerd:
- Kerk op maat
- Een verruimd en vernieuwd Godsbeeld
- Een heilig rollenspel
- Tomas Dubbelman
- Waar het hart vol van is
- Heb je vijanden lief (maar hoe doe je dat?)
- Kom zelf maar kijken
- Water en wijn
- Liefde, o help!
- Bekijk meer columns