Meer tussen hemel en aarde (24): Geen rib uit je lijf maar wederhelft

GEEN RIB UIT JE LIJF MAAR WEDERHELFT

Op de eerste bladzijden van de Bijbel wordt tweemaal verteld over de schepping van de wereld. In Genesis 1 gebeurt dat in zes dagen – eerst is er alleen duistere chaos en oerzee, en dan wordt stap voor stap licht, land en orde geschapen, met zon en maan, dag en nacht. Dan komen planten, vissen, vogels, landdieren en tenslotte de mens, ‘man en vrouw’. Dat is het verhaal van reinheid, rust en regelmaat, want in chaos gaat alles ten onder.

In Genesis 2 gaat het anders: daar lezen we dat er in het begin geen gewas op aarde kan groeien omdat er geen water is en geen mens om ervoor te zorgen. Ik noem Genesis 1 altijd het natte scheppingsverhaal en Genesis 2 het droge. En als er dan water komt en God maakt een mens uit rode klei, kan de paradijstuin worden geplant.

We kennen het verhaal maar lezen het meestal door de bril van de latere traditie. Want: Genesis 2 vertelt dat God het niet goed vindt dat de mens alleen is. Dan maakt God alle dieren en stuurt ze één voor één naar de mens, om te kijken wat hij zal roepen. Hij geeft ze allemaal een naam, dus hij heeft ze diep in de ogen gekeken, maar geen dier kan het alleen-zijn van de mens doorbreken. Daarom laat God tenslotte de mens in een diepe slaap vallen. Hij neemt iets van de eerste mens en maakt daaruit de tweede. Zodoende ontstaan in Genesis 2 de dieren tussen de eerste en de tweede mens in – anders dan in Genesis 1. De samenstellers van Genesis hebben er geen moeite mee gehad om twee heel verschillende scheppingsverhalen zomaar naast elkaar te zetten. De twee verhalen hebben elk hun eigen boodschap en zeggingskracht.

Maar – wat nam God uit de eerste mens om er de tweede van te maken? Bijna alle Bijbeluitgaven zeggen dat het ‘een rib’ was. Dat is al heel lang, al van vóór het jaar nul, de traditie: de vrouw is een rib uit het lijf van de man.

De Hebreeuwse tekst van Genesis 2 zegt dat God een tsela van de mens nam. Op alle andere (circa 36) plekken waar dat woord voorkomt, betekent het zijde, zijkant, lange kant, zijbalk, deurvleugel, huisvleugel, bergflank. Dus logischerwijze zou je moeten vertalen dat God van de eerste mens een zijkant nam, een zijde. Of anders gezegd: God halveerde de eerste mens. In Genesis 2 wordt ook pas ná deze actie de eerste mens ‘man’ genoemd, als hij zijn ‘vrouw’ herkent als zijn andere helft. Dat is zo mooi: de eerste mens was niet de man – pas als de helft eraf genomen wordt en tot vrouw gemaakt, blijft er een man over. En die twee helften zullen voortaan altijd naar elkaar op zoek zijn, want: het is niet goed dat een mens alleen is, hij heeft een tegenover nodig voor hulp en tegenspraak.

Hoe is die ‘rib’ dan in de vertaling terechtgekomen? Dat is al een eeuwenoude traditie, al van vóór Christus – maar het is een traditie vanuit mannelijk belang. Man en vrouw mochten niet gelijkwaardige wederhelften van de éne oermens zijn. De vrouw moest voor de man ‘een rib uit zijn lijf’ zijn en hij klaagt daar nog steeds over. Voor liefhebbers van het Frans: de tekst van Genesis 2 zegt dat God een côte van de mens nam en daarvan een tweede mens maakte, en de vertalers van alle eeuwen hebben er een côtelet van gemaakt, geen zijde maar een rib.

Zo is een verhaal over een mens die incompleet is zolang hij geen tegenspaak krijgt, geworden tot een verhaal over het primaat van de man over de vrouw. Erg jammer, want dan gaat het over een gevecht, terwijl het bedoeld was als een verhaal over kameraadschap.

15 april 2018, Piet van Veldhuizen



Gerelateerd:


 

Nieuwsbrief Ark op koers



  • Snel contact:

    06 - 383 041 09


    E-mail: ds@dearkonline.nl

  •  
  • Kerkdiensten:

    Elke zondag 10:00 uur


    Adres: Olijfgaarde 12 Hendrik Ido Ambacht

  •  
  • Collectebonnen:

    Bestel collectebonnen

  •  
  • Volg De Ark op:

     


  •